Urban Resort en Stichting Tijdelijk Wonen Amsterdam in ACTA – op initiatief van De Alliantie Ontwikkeling B.V.

Het volgende artikel in de reeks over projecten met een bottom-up geïnspireerde werkwijze.

Sinds medio 2011 zijn De Alliantie Ontwikkeling B.V. en Urban Resort in gesprek over het voormalige ACTA-gebouw in Nieuw-West. Het gebouw, eigendom van De Alliantie, bevindt zich aan de Gustav Mahlerlaan in de Westelijke Tuinsteden, die momenteel onderdeel zijn van een grote vernieuwingsoperatie. Vele projecten in dit deel van de stad zijn door de crisis stil komen te liggen. Ook De Alliantie zag in dat er anno 2011 geen markt was voor de geplande sloop en nieuwbouw van een woonwijk op deze locatie. Volgend op deze constatering kwamen de gesprekken met Urban Resort op gang om in het pand tijdelijke broedplaatsen en studentenwoningen te realiseren. Hoewel er in maart 2012 nog geen definitieve afspraken liggen, wordt beoogd om een huurcontract van tien jaar af te sluiten met twee partijen, broedplaatsenbeheerder Urban Resort enerzijds en Stichting Tijdelijk Wonen Amsterdam anderzijds. De gedachte is dat De Alliantie de ruimte beschikbaar stelt, maar het beheer gedurende deze periode uit handen geeft en niet de traditionele rol (en bijbehorende taken) van corporatie zal vervullen.



De Alliantie wijzigt met deze aanpak zijn traditionele strategie aanzienlijk en past deze aan op de economisch slechtere omstandigheden. De doelstelling van De Alliantie Ontwikkeling B.V. is echter wel nog steeds dezelfde: de locatie moet ontwikkeld worden. Wanneer het gebouw leeg zou blijven staan zou dit de locatie geenszins ten goede komen. De nieuwe functie kan de buurt een impuls geven, nieuwe bezoekersstromen genereren en bedrijvigheid creëren die nu ongebruikelijk zijn in dit deel van de stad. Het gebouw kan een (tijdelijk) icoon van Nieuw-West worden.
 


Hoewel dit project niet als bottom-up te definiëren is – het initiatief kwam immers van een geïnstitutionaliseerde partij – wordt de regie wel overgedragen aan de particuliere partijen die er hun intrek nemen. Zo klussen de studenten mee en biedt Urban Resort creatieve initiatieven de mogelijkheid om zich in het ACTA-gebouw te vestigen. Net als in het geval van Heesterveld en Ymere wordt de kracht van de ontwikkeling van onderaf in tijden van crisis erkend en ingezet in de algemene doelstelling, ontwikkeling van een locatie in de stad.

Hannekes Boom – naar aanleiding van een prijsvraag van de Gemeente

Een vierde artikel in de reeks over projecten met een bottom-up geïnspireerde werkwijze.

In 2010 schreef de Gemeente Amsterdam een prijsvraag uit voor tijdelijke “horeca-plus” op de kop van de Dijksgracht aan het Oosterdok. In deze prijsvraag stond niet geformuleerd waar hem die ‘plus’ inzat, met andere woorden hoe deze horeca zich zou moeten onderscheiden van een reguliere horecavoorziening. Wouter Valkenier, Gijs de Waal en Pim Evers reageerden op de prijsvraag met het idee van Hannekes Boom, een horecapaviljoen waar evenementen konden plaatsvinden en waaraan bovendien een haventje zou worden toegevoegd. In mei 2010 kregen de drie te horen dat ze hadden gewonnen. De prijs was de locatie en medewerking van de gemeente; financieel moest alles verder zelf worden geregeld. De drie initiatiefnemers hadden in het proces meerdere petten op: zij waren opdrachtgever, financier, ontwerper, bouwer en eigenaar. 


Ook richtten zij de B.V. op die momenteel Hannekes Boom exploiteert. De drie deden dus alles zelf, inclusief het bureaucratische proces van bouwaanvragen indienen en wijzigingen in het bestemmingsplan aanvragen. De financiering berust geheel op eigen investeringen. Om deze reden moesten de bouwkosten zo laag mogelijk worden gehouden, wat ertoe leidde dat een half jaar lang afvalmateriaal werd verzameld, waarmee later het paviljoen is gebouwd. Met de Gemeente is een tijdelijke bestemming van vijf jaar (tot medio 2016) afgesproken.

Om ervoor te zorgen dat Hannekes Boom een goed eerste seizoen zou draaien, was het belangrijk al in het voorjaar open te gaan. In minder dan een jaar moesten daarom de plannen worden gemaakt, het materiaal worden verzameld, de benodigde vergunningen worden aangevraagd en het paviljoen worden gebouwd en ingericht. Aan deze planning werd voldaan. Beoogd was bovendien om de investeringen in drie jaar terug te verdienen om daarna nog twee jaar winst te kunnen maken. Op deze planning wordt inmiddels vooruitgelopen.
 

Structurele kostenposten zijn het onderhoud van het gebouw en de huur van de locatie. Als de vergunning afloopt moeten kosten worden gemaakt voor de sloop van het paviljoen. Inkomsten worden gegenereerd door de horeca en mogelijkerwijs komt de Stichting in aanmerking voor een éénmalige subsidie van de provincie Noord-Holland.
 


Ook Hannekes Boom vertoont veel kenmerken van een bottom-up project. Maar omdat het horecapaviljoen voortkomt uit een prijsvraag waarin bovendien de functie van het gebouw al vastlag, is hier toch duidelijk sprake van top-down planning. Vooral vanwege deze fawijkende aanloopfase is het project niet opgenomen in het eerste hoofdstuk van dit rapport. Waar de initiatiefnemers van een echt bottom-up vaak een zware taak hebben aan het vinden van gemeentelijke steun voor hun ideeën - zie bijvoorbeeld de Afbramerij - was dat bij Hannekes Boom geenszins nodig. Uiteraard bevat de organisatiestructuur van het project bevat wel leermomenten voor bottom-up projecten.

Heesterveld - in opdracht van Ymere

Het derde artikel in de reeks over projecten met een bottom-up geïnspireerde werkwijze.

Het gebouwencomplex Heesterveld in Amsterdam-Zuidoost had een slecht imago. Ymere, eigenaar van het complex, is op 1 oktober 2009 begonnen met de formele uithuisplaatsing van de oude bewoners in aanloop naar de sloop van het complex, die gepland stond voor 2012. De bedoeling van Ymere is om op deze locatie nieuwbouw met sociale woningbouw (30%), vrije sector huurhuizen en koopwoningen te ontwikkelen.


In 2009 heeft Ymere Eva de Klerk, initiator van de Kunststad in de NDSM-loods in Noord, in de arm genomen om een plan te bedenken en uit te voeren voor de periode tot aan de sloop. In het projectvoorstel van Eva de Klerk schrijft zij: “het liefst ziet de regiodirecteur [van Ymere, red.] een hotspot ontstaan zoals Blijburg (een burgerinitiatief)”. Ymere, een traditionele partij in stedelijke ontwikkeling, erkent zodoende de betekenis die Blijburg (een bottom-up project) heeft gehad – en nog steeds heeft – voor zijn omgeving en huurt Eva de Klerk (een bottom-upper pur sang) in om rond Heesterveld een soortgelijk proces in gang te zetten.

Eva de Klerk nam de opdracht aan en stelde voor om Heesterveld in een jaar tijd om te vormen tot een culturele en creatieve ‘H-Spot’ waar lokaal ondernemerschap wordt gecombineerd met maatschappelijke functies. Bovendien moet een culturele programmering zorgen voor aanloop van buiten de wijk. Momenteel wonen en werken in het complex studenten van kunstacademies die er tevens hun werk exposeren. Ook wordt in het complex horeca gecreëerd. Om het gebouw straks in het oog te laten springen van iedere passant werkt de Klerk met een bevriende kunstenaar aan een ontwerp voor een gevelschildering. 


Dat Ymere voor deze aanpak in de tussentijd heeft gekozen, geeft aan dat traditionele partijen de kracht inzien van persoonlijk initiatief en het organische groeiproces. Maar vergeleken met echte bottom-up projecten – die binnen de in de inleiding gestelde definitie vallen – is de doelstelling van dit project duidelijk anders: Ymere heeft imagoverbetering van de locatie en de omgeving voor ogen, om uiteindelijk de ontwikkelde locatie goed te kunnen verkopen of verhuren, terwijl echte burgerinitiatieven vaak voortkomen uit wensen op een kleiner schaalniveau. Voor een burgerinitiatief kan de ontwikkeling van een plek tot creatieve hotspot een doel op zich zijn, voor een partij als Ymere is het altijd ook een middel, een instrument om een ander doel naderbij te brengen. Verondersteld kan dan ook worden dat dit instrument door een geïnstitutionaliseerde partij als Ymere niet langer wordt gebruikt zodra het geld voorhanden is om de locatie gelijk te ontwikkelen.

Zeilen over het Zeeburgereiland – een prijsvraag van de gemeente

Het tweede artikel in de reeks over projecten met een bottom-up geïnspireerde werkwijze.

Wie de wind graag gebruikt als brandstof voor zijn wagen, hoeft daarvoor niet meer naar een strand aan de Noordzee. Op het Zeeburgereiland komt in de loop van dit jaar een zeilwagenpark. Dan kan iedereen daar een driewieler met een zeil huren om een stukje te rijden.
Dinsdagochtend heeft wethouder Maarten van Poelgeest voor het symbolische bedrag van 1,- de Sluisbuurt voor de komende tien jaar verhuurd aan Rutger Eltink. Eltink is samen met Guido van Rijn de winnaar van de prijsvraag, die was uitgeschreven voor de tijdelijke bestemming van de Sluisbuurt. Uit de zevenentwintig inzendingen voor de prijsvraag had het plan van Eltink volgens de jury de meeste meerwaarde voor Amsterdam.


Net als in de Houthavens wil de Gemeente met het uitschrijven van de prijsvraag ruimte bieden aan initiatief van niet-geïnstitutionaliseerde partijen, mits het goed georganiseerd is. Bepaalde functies, waaronder woningbouw, uitgaansgelegenheden en grote evenementen, zijn bij voorbaat uitgesloten. Volgens Projectbureau IJburg is gebiedspromotie niet de beweegreden voor het tijdelijk beschikbaar stellen van het Zeeburgereiland. Het werd door de wethouder als zonde ervaren dat dit grote stuk stad jarenlang niet gebruikt zou worden – in een stad waar vierkante meters schaars zijn, en de prijs ervan hoog is.

Opvallend aan dit scenario van de gemeente om bottom-up initiatiefnemers op deze plek de ruimte te geven, is dat de prijsvraag oorspronkelijk werd uitgeschreven naar aanleiding van het initiatief Breakland. De initiatiefnemers hiervan, de Amsterdam Pioniers, waren al langere tijd bezig voet aan de grond te krijgen op het Zeeburgereiland, om aldaar hun project op te starten.
Toen de Gemeente de prijsvraag uitschreef was er dan ook in eerste instantie vreugde bij de Amsterdam Pioniers, tot bleek dat zij op geen enkele manier aan de strenge randvoorwaarden konden voldoen. Deze loop van omstandigheden geeft aan dat burgerinitiatieven en het overheidsapparaat dikwijls moeilijk te verenigen zijn.

Bij de bekendmaking van de winnaar, afgelopen dinsdag, adviseerde de jury de Gemeente om een deel van het terrein open te houden voor organische ontwikkeling. Eltink wil ook graag betrokken blijven bij deze ontwikkelingen om te voorkomen dat te veel bebouwing op het terrein de essentiële wind zal gaan belemmeren. Daarnaast zegt hij ook ruimte nodig te hebben voor het mogelijk maken van alternatieve activiteiten voor als op het zeilparcours een keer echt geen zuchtje wind staat.
Over een jaar moet alles in de Sluisbuurt gereed zijn, inclusief loods voor het onderhoud van de wagentjes en een passende horecagelegenheid. Eltink wil nu eerst beginnen met het op een natuurlijke manier verharden van de grond op het terrein. Over los zand is het namelijk maar moeilijk zeilen. Na de zomer zouden dan de eerste zeilwagens op het Zeeburgereiland al in actie te zien zijn.

Binnenkort meer informatie op landzeilpark.nl en windnwheels.nl

Cascoland in de Kolenkitbuurt – in opdracht van Stadsdeel West

De afgelopen maanden is op deze blog al duidelijk geworden hoe veelomvattend het thema bottom-up is. Soms zijn projecten niet als 100% bottom-up te bestempelen, maar zijn ze wel duidelijk geïnspireerd op bottom-up ideeën. Zo is er de ontwikkeling van een nieuwe werkwijze zichtbaar, die voortbouwt op buurtparticipatie en gebruik maakt van de creativiteit en inventiviteit van niet voor de hand liggende initiatiefnemers. 
De komende tijd zullen hier enkele verhalen verschijnen over deze projecten, die misschien wel op initiatief van de gemeente of overheid ontstaan, maar met de gratie van de betrokkenheid van bewoners pas echt succesvol worden. 
Vandaag een eerste blog over de Kolenkitbuurt in Amsterdam-West.

Kunstenaarsinitiatief Cascoland
In september 2010 kreeg kunstenaarsinitiatief Cascoland de opdracht om de leefbaarheid van de Kolenkitbuurt te bevorderen. Deze opdracht werd gefinancierd uit gelden van OCW ten behoeve van de zogenaamde Vogelaarbuurten. Stadsdeel West kreeg de beschikking over het beschikbaar gestelde budget en vroeg Cascoland en twee andere partijen om plannen in te dienen. Het voorstel van Cascoland had de vorm van een scenarioschets, zonder harde beloftes over het verloop van het proces. Cascoland mocht dit plan ter revitalisatie van de buurt uitvoeren en ging in september 2010 aan de slag.
Cascoland is een internationaal netwerk van kunstenaars, architecten en ontwerpers, die interdisciplinaire interventies in de publieke ruimte uitvoeren om mensen te wijzen op het bestaan en de mogelijkheden van publieke ruimte. De werkwijze van Cascoland berust op mobilisatie en participatie. Drijvende krachten achter het netwerk zijn beeldend kunstenaars Fiona de Bell en Roel Schoenmakers.



Cascoland nam de opdracht van Stadsdeel Nieuw-West aan op voorwaarde van een carte blanche: De Bell en Schoenmakers wilden hun project kunnen realiseren zonder beperkingen vooraf. Aan het Stadsdeel heeft Cascoland zodoende alleen uiteengezet hoe het project zou kunnen verlopen. In de Kolenkitbuurt werkte Cascoland niet met een vooropgezette planning. De pilot liep van september 2010 tot 1 maart 2011. Na evaluatie werd besloten het project met een jaar te verlengen. Het liep af op 1 mei jl.


Buurtparticipatie
In een vroeg stadium van het project voerden medewerkers van Cascoland gesprekken met buurtbewoners. Hieruit kwam naar voren dat het gebrek aan leefbaarheid zoals dat werd gesignaleerd door overheden, niet werd ervaren door de bewoners: zij leefden er prettig, maar waren juist bang voor de stadsvernieuwing en de grote organen (de overheid en woningcorporaties). In de fysieke ruimte werd in deze fase. Ook werd geconcludeerd dat er in de wijk te weinig ontmoetingsplekken zijn.


Op basis van deze signaleringen startte Cascoland zijn culturele interventies, daarbij aansturend op een organisch groeiproces. In september 2010 werd een tijdelijk buurtrestaurant opgezet in één van de Piggelmeewoningen die aan de kunstenaars ter beschikking waren gesteld. In november werden mobiele kippenhokken geplaatst op het braakliggende Jan van Schaffelaarplantsoen. Bewoners werden aangesteld als beheerders van de kippenhokken. In vervolg hierop werden langs de Leeuwendalersweg mobiele tuintjes geplaatst. Door deze ingrepen hebben diverse braakliggende terreinen een tijdelijke invulling gevonden, waarmee de aantrekkelijkheid van dit deel van de stad is vergroot. Bovendien bleken de mobiele kippenhokken en tuintjes cruciaal voor het versterken van de sociale cohesie in de buurt.

Bottom-up?
Het initiatief van Cascoland vertoont veel kenmerken van een bottom-up project, zoals het organische groeiproces, het ontbreken van een duidelijke planning, het betrekken van de buurt bij de ontwikkelingen en het profiel van de initiatiefnemers. Tegelijkertijd is hier sprake van een opdracht door de overheid en dus lag het initiatief voor de ontwikkeling bij een institutionele partij, die bovendien een vorm van regie heeft gevoerd - al heeft Cascoland ook nadrukkelijk speelruimte opgeëist. De toevlucht tot deze andere manier van werken moet worden gezien in relatie tot de crisis, waardoor de vernieuwingsoperatie van Nieuw-West is gestagneerd. De aloude aanpak met renovatie, sloop en nieuwbouw was hierdoor niet langer mogelijk. Het project van Cascoland in de Kolenkitbuurt is een goed voorbeeld van het inzetten van “bottom-up” als instrument in de verdere ontwikkeling in tijden van economische crisis.



Status
Dit voorjaar hebben bewoners zich sterk gemaakt om onder andere het Jan van Schaffelaarplantsoen tot een blijvend succes te maken. Het braakliggende terrein, wat tijdelijk volstond was met kippenhokken, maakt tegenwoordig een andere indruk. Een afgedankte boomgaard van 4 kersen- en 16 perenbomen krijgt hier een tweede leven en de grond is nu bedekt met groen en boterbloemen. Het in eerste instantie mobiele kippenhok heeft een vaste plaats verworven en waar in de winter nog een schaatsbaan was, wordt nu gebarbecued.

Paradijstuin

Buurttuinen zijn in opkomst. De opzet en functie ervan verschilt echter enorm van project tot project. De Paradijstuin is een buurttuin die sterk afwijkt van veel andere.

Profiel initiatiefnemers en doel project
De Stichting Jan Maijencollectief, bestaande uit bewoners van de Jan Maijenbuurt, wist in 2007 gedaan te krijgen dat in de leegstaande Mercatorschool een broedplaats werd ingericht. In mei 2011 vond op de grote binnenplaats van de voormalige school het evenement pop-up park plaats. Onder leiding van professionals konden buurtbewoners voor de binnenplaats een collectieve tuin ontwerpen. De buurtbewoners vatten vervolgens het plan op om hun ontwerp ook uit te voeren. Het leent zich daartoe, omdat het is geïnspireerd op het concept van de Arabische Riat: een Perzische paradijstuin, voor iedereen toegankelijk als ontmoetingsplek, maar alleen op specifieke tijdstippen. Daarbuiten gaat de tuin op slot.



Programma en planning
Het programma van de locatie is een tuin. Onderscheidend aan dit project is dat het geen moestuin betreft, maar een rustige binnentuin waar buurtbewoners kunnen samenkomen. Er wordt niet gewerkt met een planning. Al in 2007, kort nadat de leegstaande Mercatorschool in gebruik was genomen als broedplaats, leefde onder betrokken buurtbewoners het idee om op de binnenplaats van het schoolgebouw een tuin te realiseren. Toen de broedplaats in 2009 verdween bleef dit idee leven, waarna pogingen werden ondernomen om het project van de grond te krijgen met steun van het stadsdeel. In 2011 organiseerden het Jan Maijencollectief en het stadsdeel gezamenlijk het evenement pop-up park, dat werd geopend door de wethouder. Hierna is het balletje gaan rollen en realisatie dichterbij gekomen. 


Ook nu is er echter nog geen vastomlijnde planning. Het buurtinitiatief is belast met zware organisatorische taken.

Financieel traject, organisatiestructuur en eigendomssituatie
De organisatiestructuur van het initiatief is een stichting, die nu moet worden omgevormd naar het concept van de community trust. Dit houdt in dat de voorheen kleine stichting verantwoordelijk wordt voor elke cent die iets van doen heeft met de tuin. De buurtbewoners die actief zijn in de stichting ervaren dit als ingewikkeld en tijdrovend. De financiële middelen komen van De Key en het stadsdeel. De grond is door de gemeente in erfpacht uitgegeven aan De Key.


Locatie-eigenschappen en schaal
De locatie is de binnentuin van de vroegere Mercatorschool, tussen de Jan Evertsenstraat en het Jan Maijenplein. Deze binnentuin beslaat ongeveer 2000 m2.


Status en toekomstperspectief
Het ontwerp van de tuin, van de hand van buurtbewoners die zijn begeleid door Copijn tuinarchitecten, is gereed. Momenteel is de stichting zich aan het professionaliseren naar het model van een community trust en daarnaast wordt bodemonderzoek verricht en vinden onderhandelingen plaats met Waternet. De stichting heeft een permanent huurcontract met het stadsdeel en De Key en is er inmiddels klaar voor om in augustus te beginnen met het aanleggen van de tuin.